donderdag 30 april 2020

De omzwervingen van Izak van Lien

Izak van Lien was het vierde kind van de metselaar Hendrik van Lien (1840-1929) en de dienstbode Kornelia Vermaat (1839-1889). Hij werd geboren te Nieuwenhoorn op 30 mei 1867.
Uit het militair stamboek van Izak van Lien 1/2
Op 13-5-1887 werd Izak als "loteling" (dus als dienstplichtige) ingedeeld bij het 4e Regiment Infanterie. Op 14-9-1888 gaat hij met groot verlof. 
In 1889 overlijdt Izak's moeder en mogelijk was dat voor hem een reden om het ouderlijk huis weer te verlaten. Vanaf 24-3-1890 woont hij in Amsterdam op Mariniersplein 70 bij zijn zus Anna Cornelia. Op 3-11-1890 keert hij terug naar het leger. Op 15-11-1890 gaat hij opnieuw met groot verlof, maar op 22-1-1891 meldt hij zich vrijwillig als soldaat en op 24-1-1891 wordt hij overgenomen door de “koloniale troepen” voor een periode van 6 jaar, met gratificatie van f 300,- . Hij vertrekt eerst naar de kazerne in Harderwijk en daarna naar Nederlands Indië. Op 3-4- 1899 keert hij terug in Rotterdam. Hij wordt daarna vermeld als “gepensioneerd NOI militair”.
Uit het militair stamboek van Izak van Lien 2/2
Waarschijnlijk heeft hij de eerste jaren daarna weer in Nieuwenhoorn gewoond. We pikken het spoor op aan het eind van 1907. Izak was toen 40 jaar en bevond zich mogelijk in wat je tegenwoordig een midlife crisis zou noemen. Hij kwam op 12-12-1907 van Nieuwenhoorn naar Rotterdam, vertrok 14-2-1908 naar Nijmegen. Kwam daarvandaan op 27-10-1908 weer naar Rotterdam, vertrok 14-12-1908 naar Ruyterweg 48 te Den Helder. Daarna ging hij op 11-5-1909 vanuit Den Helder naar Rotterdam, maar vertrok 7-9-1909 naar Invalidenhuis Bronbeek te Arnhem. Daar hield hij het blijkbaar maar kort uit, want hij kwam 7-10-1909 vanuit Arnhem naar Winterswijk en vertrok 18-2-1909 daarvandaan naar Rotterdam. Die reis duurde een paar dagen, want hij kwam 23-2-1910 van Winterswijk in Rotterdam. Hij vertrok 24-2-1912 naar de Prins Hendrikkazerne te Nijmegen. Vervolgens moet hij een grote reis hebben gemaakt, want hij arriveert 14-1-1913 vanuit Batavia in Rotterdam, zat vanaf 24-2-1914 drie dagen in de gevangenis van Breda na een veroordeling wegens “het zich in kennelijken staat van dronkenschap bevinden op de openbaren weg”, vertrok 8-6-1914 naar KKU Invalidenhuis te Arnhem. Kwam op 26-10-1914 vanuit Amsterdam naar Rotterdam en vertrok vandaar 6-9-1916 naar Putten (Gld), Voorthuizerweg bij C. Vos. Kwam op 16-2-1917 weer in Amsterdam. Izak ging op 19-10-1917 vanuit Amsterdam naar de tuinbouwkolonie Filadelfia tussen Vries en Tynaarlo.

De tuinbouwkolonie Filadelfia tussen Vries en Tynaarlo
Van daaruit vertrok hij op 14-1-1918 weer naar Amsterdam. Uiteindelijk overleed hij daar op 30 juni 1922 om elf uur ’s avonds, 55 jaar oud. Zijn overlijden werd aangegeven door twee rechercheurs, dus mogelijk is hij als venter bij een beroving om het leven gekomen.

woensdag 29 april 2020

Een kind “geboren in onegt en bloedschande”

Vermelding Lijsbeth, dochter van Lijsbeth Vermaat in de Gaarder van Poortugaal
Zeer waarschijnlijk wisten de meeste inwoners van Poortugaal aan het einde van de 18e eeuw wie de vader moest zijn van het tweede buitenechtelijke kind van Lijsbeth Pietersdr Vermaat. Het begrip bloedschande betekende in die tijd niet noodzakelijk incest: ook relaties met zwagers of aangetrouwde ooms vielen erbinnen. 

Kijkend naar de mogelijke kandidaten, zien we dat Lijsbeth’s zussen Neeltje, Maartje en Annetje respectievelijk in Barendrecht, Vlaardingen en Strijen woonden, waardoor een relatie met de bijbehorende zwagers niet voor de hand ligt. Ook haar vader komt niet in aanmerking, aangezien hij al in 1777 is overleden. De tweede man van haar moeder, Jan Noordzij, doet in 1806 aangifte van Lijsbeth’s overlijden en is dus een mogelijke kandidaat.

Het meest voor de hand ligt volgens mij echter Lijsbeth’s vier jaar oudere broer Johannes, die ongetrouwd was en ten tijde van de gebeurtenissen bijna 30 jaar oud.
De dorpsbewoners zullen indertijd beseft hebben dat een begraafboek geen chronique scandaleuse is en dat de kwade geruchten uiteindelijk door de werking van de tijd veel van hun venijn zouden gaan verliezen. Wel is het opvallend dat, waar de meeste kinderen vrij snel na hun geboorte gedoopt worden, dit bij Lijsbeth’s dochtertje Lijsbeth ruim twee maanden duurde. En gezien haar overlijden, 2½ week later, ook net op tijd kwam.

Of toch net te vroeg misschien.

Lijsbeth Pietersdr Vermaat, d.v. Pieter Johannesz Vermaat en Marijtje Jacobsdr Meindert, ged. Poortugaal 24-12-1775[i], overl. aang. Poortugaal 16-04-1806[ii]. Lijsbeth bleef ongehuwd.
Uit een onbekende relatie:
1 Pietertje
2 Lijsbeth, geb./ged. Poortugaal 21-06/01-09-1799[iii], overl. aang. Poortugaal 17-09-1799[iv], begr. Poortugaal 19-09-1799[v].


[i] VVP III, p. 19
[ii] DTB Poortugaal overlijden 1806-1811 [Nat. Archief, p. 3/14]; "16-4-1806 aangegeven door Jan Noordzij als Schoonvader {bedoeld is stiefvader} het lijk van Elizabeth Vermaat 30 jaar Poortugaal Dorp ongehuwd nalatende 1 kind buiten de egt verwekt" [VVP VII, p. 93]
[iii] VVP III, p. 35: Getuigen Marietje Jacobs Meindert en Willempje Willems Hoogwerf
[iv] DTB Poortugaal gaarder begraven 1763-1805 [Nat. Archief, p. 70/93]: "De wed: A. Oosthoek geeft aan het lijk van een kind van Lijsbeth Piet: &maat, in onegte & bloedschande verwekt, oud 12 weeken, voor onvermogend en pro deo" {in marge: "oud 12 weeken in onegte & bloedschande"}
[v] DTB Poortugaal lijsten van overledenen met import op begraven 1787, 1789-1802 [Nat. Archief, p. 42/53]: "19e dito begr: het lijk van een kind van Lijsb: Pietrdr &maat voor pro deo"

Doopvermelding Lijsbeth Lijsbethsdr Vermaat op 1-9-1799

maandag 20 april 2020

Een Van der Valk sterft (jong) op zee ...

Toen Maartje Pieters Vermaat (1769-1848), de tweede dochter van Pieter Johannesz Vermaat (1738-1777) en Marijtje Jacobs Meindert (1747-1813) op 13 februari 1792 te Vlaardingen in ondertrouw ging met Reijer Andriesz van der Valk, kon ze niet vermoeden dat haar man bijna een halve eeuw zou overleven en ook twee van haar zonen aan de zee zou verliezen.
Ondertrouw Maartje Pieters Vermaat en Reijer Andriesz van der Valk
Reijer werd op 12 december 1762 te Vlaardingen gedoopt, als zoon van Andries Reijersz van der Valk en Annetje Cornelisdr van Hoogteilingen. Als getuigen traden op zijn grootouders van vaderszijde Reijer van der Valk en Jannetje Pieters [van der] Boom.

Maartje en Reijer trouwden op 5 maart 1792 in Vlaardingen en kregen vier kinderen: Andries (geboren 9 september 1792, bootsman van beroep en in 1851 te Rotterdam overleden), Pieter (1794), Jan (1796) en ten slotte dochter Annetje (te Vlaardingen geboren in 1798 en aldaar overleden in 1874).

Maartje en Reijer trouwden in een moeilijke tijd. Waar de patriotten enkele jaren eerder met veel enthousiasme de uit Frankrijk geïmporteerde vrijheid, gelijkheid en broederscap had omarmd, toonde de Bataafse Republiek inmiddels zijn ware aard: een door de Fransen in het zadel geholpen en gehouden oligarchie van anti-Oranjegezinden. Engeland en Pruisen beschouwden de Republiek als overloper en kondigden een zeeblokkade af. Als gevolg van de daardoor nog dieper wordende economische malaise zakten de Nederlandse staatsobligaties op de beurs naar 20% van hun aanvankelijke waarde en ging in 1799 de eens zo machtige VOC zelfs failliet.

Reijer was zeeman, maar door de Engelse blokkade kwam van varen weinig. Toch waren er mensen die dat bleven proberen en voor Reijer liep dat slecht af. De akte van bekendheid, als bijlage toegevoegd aan de huwelijksakte van zoon Andries in 1823 in Middelburg, wordt dat als volgt beschreven: "... Cornelis van der Sjouw, zeeman, Simon Hoogerwerf, zeeman, Jacobus van der Meijden, stuurman en Adrianus Hoogerwerf, zeeman, allen woonachtig binnen Vlaardingen, verklaren dat in augustus 1799 Reijer van der Valk als matroos op het hoekschip genaamd Vriendschap met deszelfs gehele equipage behouden is aangekomen in IJsland en vandaar op 9 september is afgezeild, doch na zeven dagen zeilens door de Engelschen genomen en op Hitland opgebragt is, dat genoemde Reijer van der Valk met nog 4 andere manschappen is overgezet op het Engelse brikschip genaamd de Hond, welk brikschip twee dagen na deszelfs vertrek van Hitland onder de Orcades waarschijnlijk met man en muis vergaan is, als zijnde aldaar kort daarna eenige goederen komen aandrijven, waaruit dat verongelukken is gepresumeerd geworden ..." [Huwelijksbijlagen Middelburg 1823 Akte 35]

Hitland is de oude naam voor Shetland (een hit is een klein paard) en met de Orcaden worden de Orkney-eilanden bedoeld.
In een eerdere blogpost (http://vermaatisdenaam.blogspot.com/2013/01/opgebracht-en-omgekomen.html) besteedde ik al aandacht aan de genoemde scheepstypen van hoekschip en brik
Hier wil ik het hebben over de twee zonen van Reijer, Pieter en Jan, die evenals hun oudste broer en hun vader weliswaar kiezen voor het zeemansleven, en die evenals hun vader op vrij jonge leeftijd op zee omkomen.
Zoon Pieter bleef op zee als opvarende van het schip Sophia Anna op de "kolvisscherij" (vissen op kabeljauw en heilbot), dat met man en muis verging in maart 1815 

Van zoon Jan kon ik een tijd lang de overlijdensakte niet vinden en zeer waarschijnlijk is die ook niet in de Burgelijke Stand opgenomen.
Jan trouwde te Middelburg op 16 september 1824 met de dienstbode Adriana Nijssen. dat was kantje boord, want twee dagen later beviel Adriana al van een dochter, die - naar Jan's moeder - Maartje genoemd werd. Maartje overlijdt op 16-5-1825 te Middelburg en dat was lange tijd het laatste spoor dat ik van Jan vinden kon.

Na (vruchteloos) te hebben gezocht in de BS-akten en tienjarentafels van Vlaardingen besloot ik het nog eens in Middelburg te proberen, maar nu met het kompas alleen gericht op Adriana. Al vrij snel had ik beet: op 25 oktober 1862 overleed Adriana te Middelburg, echter met als echtgenoot de zeilmaker Willem Jacob Heijliger. Dit echtpaar bleek op 6 maart 1834 te Middelburg getrouwd. Het kostte weinig moeite om de huwelijksbijlagen te vinden, waarin zich zonder twijfel de overlijdensakte van Jan van der Valk zou moeten bevinden. En daar vond ik dit:

Overlijdensakte Jan Reijersz van der Valk
In het Frans verklaren de getuigen Etienne Cadet Bignoreau, 30 jaar, scheepskapitein, wonend Les Sables d'Olonne, kapitein van de brik Epervier de Nauter, en Mauricio Marcho, 29 jaar, bootsman, wonend Genua, dat Jan van der Valk, aangemonsterd als kok aan boord van de genoemde brik, op de avond van 9 september 1829 om 21:00 uur is overleden.
De plaats waar dit gebeurde, staat een stuk lager in de akte: Santiago de Cuba.

De haven van Santiago de Cuba, zoals Jan van der Valk hem mogelijk gezien heeft
Op het schip met de naam Varende Havik, liggend in een haven in de tropen, bevonden zich naast een kok uit Vlaardingen blijkbaar een bootsman uit Genua en een kapitein uit een kustplaats tussen La Rochelle en Saint Nazaire. Jan werd door zijn maten overigens wat te jong ingeschat: volgens de akte was hij 28 jaar, in werkelijkheid 33.

De havenmond van Santiago de Cuba

zondag 19 april 2020

Arie Vermaat (1856-1888) pleegde zelfmoord op Ambon

Arie Vermaat, zoon van Klaas Vermaat (1831-1859) en Lijntje Maria Kuipers (1836-1904) kwam als foerier, in dienst van het KNIL, met het schip Voorwaarts op 28 augustus 1876 aan in Batavia. Hij doorliep een vrij standaard carrièrepad: benoemd tot 2e luitenant op 28-7-1880, geplaatst bij het 3e Depot-bataljon (waarschijnlijk Soerabaija), overgeplaatst naar het garnizoen Atjeh op 2-11-1882, weer overgeplaatst naar het 3e Depot-bataljon op 3-12-1883 en ten slotte overgeplaatst naar het garnizoen Amboina op 31-12-1884.


Overplaatsingen van Arie 1880-1884
Parallel aan de overplaatsingen zie we dat Arie in mei 1882 in Soerabaija (Oost-Java) in het huwelijk treedt met Maria Stoelman, maar een half jaar later wordt overgeplaatst naar Atjeh (West-Sumatra), meer dan 3000 kilometer naar het westen. De overplaatsing terug naar Soerabaija heeft mogelijk te maken met de geboorte van hun dochtertje Emma, maar eind 1884 wordt Arie opnieuw overgeplaatst, nu naar Amboina (Ambon), bijna 2000 kilometer oostwaarts (bovendien overzee).
Wat er vervolgens gebeurde, is gissen. Mogelijk werd Emma ziek en kon Arie geen verlof krijgen, misschien maakte de situatie of het klimaat heb zwaarmoedig. In het militaire stamboek staat het vrij droog: overleden den 18 juli 1885 te Amboina (zelfmoord).

Arie pleegt zelfmoord op Amboina op 18 juli 1885
Op zoek naar mogelijke andere kinderen van Arie en Maria zocht ik in de pensioenboeken van het KNIL, maar vond daar niets. Wel toont het stamboek van Arie nog een merkwaardig staartje aan de kwestie:


Arie liet een schuld van f 165,- achter
Den Heer G. S. Donker te ’s Hage, die met de weduwe van deze officier is gehuwd, gevraagd f 5,= ’s mnds te storten tot aanzuivering van eene schuld per resto groot f 165. 4/22-92 No 88, Ag N 3717a
[…] dat de pogingen aangewend voor betaling der f 165,= vruchteloos zijn geweest. 4/22-92 No 88 Ag N 3717a


Blijkbaar liet Arie een schuld van 165 gulden na en heeft men geprobeerd dit geld los te krijgen van zijn weduwe, via haar tweede echtgenoot Gerard Simeon Donker. Dat deze poging vruchteloos bleek, verwondert ook de moderne lezer niet.

woensdag 15 april 2020

De laatste mannelijke nazaat van Steven Philipsz

Ruim elf jaar was ik ernaar op zoek en vanavond was het eindelijk zover: ik vond de overlijdensplaats en -datum van Anthonij Govertsz Vermaat, de jongste zoon van Govert Stevensz Vermaat en diens tweede echtgenote Anna Teunisdr van der Kloot, pachter van de gemeenelandsmiddelen (1735), in leven getrouwd met Agneta Jans Gael (1687-1751) en Johanna Maria Wenkink (1719-1758).
Aangezien zijn twee echtgenote in Zegwaart overleden is, vermoedde ik dat hij zelf ook in die buurt gewoond moest hebben. Noch in Zoetermeer, noch in Zegwaart, noch in Bleiswijk vond ik echter de vermelding van zijn overlijden.

De plek was een toevalstreffer en de vermelding komt niet voor in de DTB-boeken: Anthonij overleed op 6 oktober 1762 te Benthuizen. De impostboeken van Benthuizen beginnen in 1778 en die van Benthuizen-Hoogeveen in 1767, evenals het Register van ontvangst van het verschuldigde voor begraven in de kerk of op het kerkhof, alsmede van de collecteopbrengst. De vermelding staat in een notariële volmacht tot afwikkeling van Anthonij's erfenis, gegeven op last van Willem Govertsz Rietmulder te Bleiswijk en Willem Jansz Rietmulder te Delfshaven (beiden kleinzonen van Marija Goverts Vermaat, Anthonij's oudste halfzuster) aan hun oom  Stephanus Rietmulderprocureur bij de Staten van Holland, met de getuigen Daniel Theodorus Molemakers en Matthias Alderkerk op 12 oktober 1762 vastgelegd door notaris Frederik Kindt (ONA Zoetermeer Akte 688).

Vermelding overlijden Anthonij Vermaat
Eerder dat jaar, op 22 mei, geeft Anthonij dezelfde notaris volmacht om in zijn naam een obligatie uit 1712, groot tweeduizend gulden, te gelde te maken. Zo hebben we ook de beschikking over de handtekening van Anthonij, zoals hij die in zijn 73e levensjaar zette.


Handtekening Anthonij Vermaat op 22-5-1762
Daarmee zien we na ruim 250 jaar zijn laatst bewaarde levensteken.

Daarom tevens een woord van dank aan het adres van de werkgroep genealogie van het Historisch Genootschap Oud Soetermeer (zie https://www.oudsoetermeer.nl/pagina/64/genealogie), die behalve een veelheid aan bronbewerkingen ook een zoekfunctie op de notariële akten tussen 1677 en 1935 beschikbaar stelt.


zaterdag 4 april 2020

Hoort Steven Philipsz wel in het rijtje?

Handtekening Steven Philipsz in 1594
Evenals G.J. Vermaat Hzn. laat ik de Utrechtse messemaker Steven Philipsz, van wie de kinderen zich in Rotterdam Vermaet gaan noemen, afstammen uit een voorechtelijke relatie van de Haarlemse burgemeester Jan Philipsz van der Mathe (Matius). Ik deed dit indertijd ook omdat ik een parallel zag in de afstamming van Philips Eerstsz, van wie geen enkele nazaat Eerst werd genoemd, terwijl dat bij de nakomelingen van zijn vermoedelijke (half)broer Johan Eerstsz wel gebeurt. 

Steven Philipsz heeft echter wel degelijk een zoon Philips uit zijn eerste huwelijk. Daarmee vervalt een deel van de argumentatie onder een buitenechtelijke afkomst van Steven. Wel blijft het bij deze enkele vernoeming: in geen van de volgende generaties komt meer een Philip voor. Wanneer we vervolgens kijken naar de andere vernoemingen, dan zou Steven’s moeder Geertje of Trijntje moeten heten. Ik denk dat het Geertje moet zijn, aangezien Trijntje waarschijnlijk de moeder van Maritgen is. Hiertoe even een zijstap.

In de huwelijksvoorwaarden van dochter Trijntje (van 21 oktober 1620) is sprake van haar oom Daem Alewijnsz. Daem is 20-11-1588 getrouwd met Sijtgen Gerrits, zodat Daem Trijntje’s oom van moederszijde moet zijn. Daem treedt op 5-9-1632 als doopgetuige op bij Daem, zoon van Napaelijaen van Dorsten en Trijntje Daemen, dus waarschijnlijk het zoontje van zijn dochter. Dat betekent dat zowel Sijtje als Maritje een dochter Trijntje genoemd hebben en dat het daarmee waarschijnlijk is dat ze allebei hun moeder vernoemd hebben.

Marcel Kemp laat Steven Philipsz mogelijk afstammen van een zoon (Philips) van Anna Philipsdr en Rijck Rijcksz en noemt in dat verband de in 1649 overleden Rijck Vermaet. Mij leek deze afkomst echter vrij onwaarschijnlijk, met name omdat er in het mij bekende nageslacht van Steven Philipsz in Rotterdam geen enkele zoon Rijck of dochter Rijckje voorkomt. De enige steun zou kunnen worden geput uit het bestaan van twee dochters van Steven, die beide Annetge heten.
We komen daarmee op een verondersteld echtpaar Philips Rycouts/Rycx en Geertje Stevens als mogelijke ouders van Steven Philipsz.

In een aanvulling op zijn publicatie[i] verwijst Kemp naar een verklaring te Utrecht van 16-9-1558 van Jan Gotschalcksz, die verklaart dat hij "lestleden woensdag" samen was met Philippus Jansz, mesmaker, wonend in de Gortsteeg, waarbij deze Philippus zou hebben gezegd dat hij uit Gelre afkomstig was. Dit zou er op kunnen wijzen dat Steven mogelijk verwant is met de familie Vermaet uit Arnhem en niet met de Van der Mathe’s-en uit Schonauwen. In 1536 wordt bovendien een Steven Jacobsz Vermaet, 19 jaar oud, glasscriver, genoemd als burger van Utrecht en in 1506 wordt een Jacob Gerritsz van der Maet vermeld.

Van de Arnhemse Vermaeten is mij alleen een Evert met zijn kinderen bekend, van wie er geen Philips heet. In de familie Van der Maath uit Amersfoort komt weliswaar een Philip Lubbertsoene voor, maar die moet al rond 1470 geboren zijn.
Het moge duidelijk zijn dat de vraag of we Steven Philipsz al of niet terecht plaatsen in “onze” familiereeks Vermaat nog altijd niet kan worden beantwoord. Tot die tijd laat ik hem erin staan. De “bijvangst” van mijn nadere onderzoek betreft overigens een aantal notariële akten uit Rotterdam, waaruit niet alleen de geschatte leeftijd blijkt van zowel Steven Philipsz als zijn tweede vrouw Neeltge Gerets, maar waar ik ook de handtekening van Steven vond. Het feit dat hij kon schrijven wijst in elk geval op de aanwezigheid van enige ontwikkeling en ook zijn handschrift kan een aanwijzing voot zijn afkomst zijn.


[i] Marcel S.F. Kemp, Aanvullingen parenteel Luytgen Woutersz, Ons Voorgeslacht 2015 p. 532/533